Vandaag per uitzondering een toch van A naar A. De tocht naar Haine-St.-Paul is te kort om een dag mee te vullen en het Circuit n° 4 dat beschreven staat in de topogids biedt de mogelijkheid om via dit tracé terug te keren naar het startpunt. Vertek dus terug van het station van Thieu. Meteen een aangename verassing: het paadje dat vorige etappe nog volledig overgroied was, is nu gemaaid. Ik volg ditmaal de gewijzigde route tot aan de oude spoorbrug. Daar raak ik het spoor andermaal bijster. Ik sla voor de brug rechtsaf tot op een straat waar ik geen markeringen meer vind. Uiteindelijk vind ik ze pas terug bij het einde van een woonwijk door op de kaart te volgen. Ik wandel terug over het spoorwegtalud tot aan een X-teken voor de brug. Blijkbaar moet je ergens na de afslag voor de brug de talud opklimmen. Soit, ik ga verder en kom langs enkele mooie veldwegen met uitzicht op verschillende terrils.
De GR
passeert enkele huizen van het dorp Triviéres. De wei staan twee geblinddoekte
paarden. Na een holle weg ga ik recht op mijn doel af, de terril Albert Ier.
Vanaf het
pad aan de voet van de terril, zie ik tussen de bebossing door de kerk van
Vaast. Waarschijnlijk heb je een beter uitzicht in de winter.
Bij de
splitsing van de GR 412 en zijn lokale Circuit n° 4 kan je de terril op via een
breed pad. Vanaf de top is er wegens de bebossing geen breed uitzicht. Ik daal
af via de steile terril wand om een geocache te loggen en zet me daarna op het
bankje dat ik onderweg naar de top zag om te eten. Een mooie lunchplek.
Ik wandel
verder over de GR412 via eerst wat asfalt en daarna een erg overgroeid stuk met
lastige braamstruiken.
Ik ga een
stukje door het veld want zonder machete is er op sommige plekken weinig
doorkomen aan, maar ik snap wel waarom de padarchitecten voor deze weg hebben
gekozen:
In
Haine-Saint-Paul keer ik terug (via een andere weg) om Circuit n°4 te volgen
terug naar de auto. Het begint te regenen en blijft af en toe druppelen tot het
einde van de tocht. Na een kleine terril kom ik in Bois du Luc een
schoolvoorbeeld van industriëel paternalisme. Naast de villa van de
mijndirecteur en enkele mijngebouwen, zie je een eenvormige cité van
arbeidershuisje met daarin alles wat een arbeider nodig had: bakker, slager en
kruidenier om te eten, een kerk om te bidden, een school om te leren, een
ziekenhuis om te genezen en een feestzaal om te vieren. En dat alles op een
veilige afstand van de “slechte” (e.g., syndicale) invloeden vanuit de stad La
Louvière. Ik neem een foto van de schachtblok door een gat in de poort.
Een erg
vreemde poort trouwens met een soort guillotine-achtige constructie. Blijkbaar
zou dit zijn om de mijngebouwen snel te kunnen afsluiten bij onrust. Ik wandel
verder door enkele achterstraten tot aan het interessante canal du centre. Dit
oude kanaal was een cruciale link in de verbinding van de Schelde met de Maas. Vier
scheepsliften (afgewerkt net na WOI) overbruggen een totaal hoogteverschil van
66 m. Het zijn telkens twee bakken dit elk op hun eigen hydraulische piston
staan. Beide pistons staan met elkaar in verbinding via een klep. Door een
extra hoogte water in de bovenste bak te doen, wordt het evenwicht verbroken
zodat de bovenste bak daalt en de onderstaande naar boven stijgt. Een mooi
werkingsprincipe. Ik vind het een erg indrukwekkend constructie, zekers als je
denkt aan de tijd wanneer het origineel ontworpen is.
De lokale
lus volgt verder de oever van het canal du centre langs nog een tweede (en aan
het einde een derde) scheepsbrug. Vandaag overwint het scheepvaartverkeer het
hoogteverschil in één keer via de scheepslift van Strépy-Thieu die je vanaf het
pad kan zien liggen.
Deze lift
is niet meer dan een bak die met kabel over een katrol verbonden is met een
tegengewicht. Een elektromotor zorgt voor de nodige energie om te bakken op te
halen. Aan de derde scheepslift verlaat het traject het kanaal richting het vlakbij
gelegen station van Thieu. Alweer een interessante wandeling in deze voormalige
mijnstreek!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten